Een column moet ruimte geven aan een stelling van controversiële eenvoud. Zonder aandacht te schenken aan morele bezwaren, praktische obstakels en belemmeringen van sociaal-economische aard.
Laat ik daarom op deze plaats mijn stelling van controversiële eenvoud poneren: als we morgen 50 procent van de managementfuncties binnen de BV Nederland schrappen, gaat het volgend jaar weer een stuk beter met het land. Daarmee trap ik ongetwijfeld velen tegen het zere been, maar ter onderbouwing zeg ik daarbij het volgende: doordat carrière maken zo’n groot en belangrijk goed is geworden voor de verwende ‘high potential’, is de aandacht in organisatieleer, opleidingenland en arbeidsmarkt verplaatst van de productieve beroepen naar de niet-productieve beroepen. Steeds minder mensen doen daardoor het eigenlijke werk, terwijl er zich steeds meer mensen direct of zelfs indirect – in de vorm van consultancy en advies – bemoeien met het bedenken van regeltjes voor de mensen die het eigenlijke werk doen.
Als nu duidelijk zou zijn dat hun sturende en adviserende taken zouden leiden tot een daadwerkelijke productiviteitsstijging onder de productieve medewerkers, dan is alle lof op z’n plaats. Maar wat zien we in plaats daarvan gebeuren? De weinige productieve medewerkers worden gedwongen nog efficiënter te werken. Een deel van hen kan de verhoogde werkdruk niet aan en meldt zich ziek. De werkdruk voor de achterblijvers stijgt nog meer. Er wordt een probleem geconstateerd aan de top, die daarop reageert door nog maar een extra blik managers open te trekken om het probleem te ‘managen’. In de praktijk gebeurt er niets en gaat de negatieve spiraal ongestoord verder. Met andere woorden: managers maken Nederland ziek en carrière maken is het hoogst besmettelijke virus dat daarvoor verantwoordelijk is.
Het goede nieuws: de top van het bedrijfsleven is inmiddels zelf ook tot die conclusie gekomen. Aangewakkerd door de plotselinge ommezwaai in de economie zijn het nu vooral de managementlagen die bij vooruitstrevende bedrijven worden weggesneden. De simpele redenering: managers zijn er niet om problemen te signaleren, maar om problemen op te lossen. Als ze dat niet kunnen, dan hebben ze gefaald in hun taak. Exit manager.
Het slechte nieuws: publieke sectoren als de zorg en het onderwijs – mega-sectoren die half Nederland in dienst hebben en van diensten voorzien – lopen qua organisatietrends zo’n vijf jaar achter op het bedrijfsleven. Plat gezegd komt dat doordat de noodruftige adviesbureaus die in het bedrijfsleven de deur zijn gewezen, hun bestaan verlengen door met hun achterhaalde visies bij de collectieve sector aan te kloppen. Het bewijs: het modewoord in het zorgmanagement van 2000 was ’time management’, dit jaar is dat ‘resultaatverantwoordelijke eenheid’ – beide begrippen waren midden jaren negentig al in zwang in het bedrijfsleven en zijn daar inmiddels hevig in onbruik geraakt.
De trendachterstand in de collectieve sector betekent helaas dat de nieuwe inzichten in het bedrijfsleven op z’n vroegst pas over zo’n jaar of drie scholen en verpleeghuizen zullen bereiken. Intussen zien we daar de eerdergenoemde negatieve spiraal stevig om zich heen grijpen. Leraren en verpleegkundigen gaan ten onder aan de werkdruk, het ziekteverzuim is torenhoog, de tekorten aan docenten en ziekenverzorgenden worden gevuld door dure uitzendkrachten zonder binding met de organisatie.
Scholen en ziekenhuizen hebben in de afgelopen vijf tot tien jaar bovendien fusieprocessen zonder weerga doorgemaakt, zogenaamd met het oog op meer efficiency en effectiviteit. De realiteit is anders: de nieuwe ‘colleges’ en ‘zorgkoepels’ zijn logge, onzichtbare organisaties met enorme waterhoofden aan nieuwe managementlagen en stafafdelingen, met als verborgen agenda het zich teweerstellen tegen de inkoopkracht van de zorgverzekeraars. Zowel de medewerkers (docenten, verpleegkundigen) als de klanten (leerlingen, patiënten, bewoners) zijn vervreemd geraakt van hun basis en zien steeds andere gezichten om zich heen. Uitgerangeerde of uitgebluste praktijkmensen met een talent voor zelfpresentatie krijgen een baan aangeboden als ‘zorgproductmanager’ of ‘beleidsmedewerker’, uiteraard met bijbehorende hogere salarisschaal – een proces dat bovendien uitgebreid moet worden begeleid door een personeelsafdeling (sorry, HRM-afdeling) die in diezelfde periode is vervijfvoudigd in omvang terwijl de salarisadministratie nota bene werd uitbesteed (sorry, ge-outsource-t).
De achtergebleven praktijkmensen zien daardoor niet alleen de status van hun beroep een degradatie ondergaan, ze zien ook dat je met niets doen – want wat dóen al die beleidsmedewerkers eigenlijk? – kennelijk meer kunt verdienen. Het hoeft dus geen verbazing te wekken dat het CPB onlangs berekende dat de enorme stijging van het zorgbudget (25 miljard over de laatste acht jaar) vrijwel geheel is opgerookt door de beloning van extra managers en staffunctionarissen (die in die periode een groot deel van de 94 duizend nieuwe banen voor hun rekening hebben genomen). Tegelijkertijd namen kwaliteit en kwantiteit van de zorg af. Nobelprijswinnaar Tinbergen deed al eerder een vergelijkbare constatering over de collectieve welvaart en de verwaarloosbare bijdrage daaraan van managers. In sommige zorginstellingen is de verhouding tussen productieve en niet-productieve medewerkers inmiddels 1:1. In de jaren zestig was dat nog 20:1. Voor het onderwijs is ongetwijfeld ook zo’n rekensommetje te maken.
En daar komt mijn stelling van controversiële eenvoud om de hoek kijken: laat al die niet-productieve medewerkers weer productief worden en al onze problemen zijn opgelost. Is het zo simpel? Ja, zo simpel is het volgens mij. Tegen alle managers die straks hun baan kwijt zijn, zeg ik: ga een vak leren. En in het geval van al die leraren, fysiotherapeuten en verpleeghuisartsen die hun kans op promotie grepen: je hebt toch een vak geleerd? Vacatures genoeg.
Maar kom op zeg, is dat geen borrelpraat? Of anders wel kinnesinne? Niet helemaal, want ook al vertel ik dit graag op elk verjaardagsfeestje – ter ondersteuning van mijn oproep tot een brede herwaardering van de uitvoerende beroepen, gepaard aan een devaluatie van de maatschappelijke waarde van carrière maken – ik weet zeker dat dit scenario over drie of vier jaar bewaarheid wordt. Niet alleen omdat de wal het schip gaat keren, maar ook doordat de collectieve sector dan toe is aan de organisatietrends die nu vigeren in het bedrijfsleven. Het hoofd der school dat halve dagen lesgeeft aan de zesde klas, de hoofdzuster die als primus inter pares meehelpt de bedden te verschonen: wedden dat ze straks gewoon terugkeren? Maar dan als onderdeel van wat onlangs in organisatieadvieskringen zo mooi werd herdoopt tot het ‘zelfsturende team’.
Oorspronkelijk geplaatst in Wereld, het weblog van Jager & Neyndorff.