Laatste ronde: Italië 1971
Inhalen moeilijk? Helemaal niet. Een half leven geleden pakten ze dat zo aan: auto’s met rudimentaire vleugels die volgas over een circuit zonder chicanes vlogen. Toen wilde je in de allerlaatste bocht niet eens op kop liggen.
Het was een meewarig gezicht, een paar maanden geleden in Melbourne. Twintig bolides met een sneeuwschuiver voorop en een boekenrekje achterop. Ze moesten doorgaan voor de nieuwste generatie F1-auto’s. Maar wat moet je als miljoenen fans over de hele wereld meer inhaalacties willen zien? Veertig jaar geleden deden ze dat toch anders. Toen beleefde het slipstreamen zijn hoogtepunt. Vooral op Monza: een circuit in de vorm van een pistool, waar raceauto’s als kogels overheen worden geschoten. In de snelle bochten houden ze het spoor van hun voorganger, want aerodynamische grip, wat is dat? Op de rechte stukken zuigen ze zich in het kielzog om er daarna voorbij te katapulteren. De allerlaatste race van het slipstreamtijdperk is tegelijk de mooiste: Monza in 1971, een race vol verhalen, het een nog onwaarschijnlijker dan het andere. 24 leiderswisselingen en een winnaar die pas in de 52e ronde voor het eerst de leiding neemt.
Na de start is de kop van de wedstrijd het domein van Peterson, Stewart en Regazzoni, hoewel de Zwitser zich daar meldt als gevolg van een uiterst brutale valse start. Cevert, Siffert, Ickx, Ganley, Gethin, Hailwood en Amon hangen aan hun staart. Waaierend zoeven ze langs de volgepakte tribunes. Het is net wielrennen: wie niet aanhaakt, rijdt vol in de wind. Dan ontploft de eerste bom: Stewart en Ickx vallen in de zestiende ronde uit met opgeblazen motoren. Twee ronden maakt Regazzoni een einde aan de discussie over zijn tijdstraf: ook hij rijt zijn motor aan stukken. Er ontstaat een nieuwe kopgroep, gevormd door Peterson, Cevert en Hailwood. Het is de eerste race op vier wielen sinds 1965 voor meervoudig motorkampioen Mike ‘The Bike’ Hailwood, die voor het nietige Surtees een geweldige wedstrijd rijdt en regelmatig de leiding pakt. In de tweede helft van de wedstrijd krijgen de nieuwste koplopers met pech te maken: eerst vecht Siffert zich naar de leiding, maar zijn bak blijft in de vierde versnelling steken. Dan haalt ook Amon in één ronde het leidende trio in. Tien ronden houdt hij de kop vast tot hij in de 48e ronde zijn eerste vizier wil verwijderen om weer helder zicht te krijgen. De Nieuw-Zeelandse schlemiel rukt ze echter allebei tegelijk van zijn helm en verblind door alle stof moet hij afhaken. Dan is het alweer tijd voor de finale. Vijf man blijven elkaar inhalen: Cevert, Peterson, Hailwood, Ganley en Gethin. Om beurten nemen ze de kop over. In de laatste ronde kunnen ze allemaal nog winnen, behalve misschien Cevert, want iedereen weet hoe onverstandig het is om al bij de Lesmo’s de strijd te willen beslissen. Een tactische fout van de Fransman? Peterson zit in de aanloop naar de Parabolica inderdaad op het vinkentouw, maar hij verremt zich voor de 180-gradenbocht. Gethin schiet in het gat – half over het gras, vier rokende banden – en krijgt Cevert achter zich aan. Het komt nu aan op het laatste stuk volgas naar de finish. Gethin voorop, Peterson helemaal tegen de berm, Cevert kort achter het leidende duo. De Zweed besluit adem te halen: hij kiest opnieuw het spoor van de BRM. Misschien dat een laatste desperate slipstreamactie hem nét de zege brengt. Maar Gethin benut het brute koppel van zijn V12 en jaagt de motor voor één keer dwars door de toerenbegrenzer…
Als de klok stopt, staat de snelste F1-race aller tijden op het bord: 242,62 km/u gemiddeld. Pas in 2003 weet Michael Schumacher dat record te verbeteren, op een Monza mét chicanes. De winnaar? Tóch Gethin, met een honderdste voorsprong op Peterson, 0,09 op Cevert en 0,18 op Hailwood. Zelfs Howden Ganley ligt op de vijfde plaats maar 0,61 seconden achter op Gethin. Zo dicht op elkaar heeft een topvijf nooit gezeten. Iedereen die z’n adem heeft ingehouden, kan weer een hap lucht nemen. “Ik had mijn bakverhoudingen afgestemd op optimale acceleratie uit de Parabolica“, zo verklapt Gethin later het geheim.
Het is een Umwertung aller Werte voor de zoon van de vermaarde jockey Ken Gethin. Twee races eerder is hij ontslagen bij McLaren wegens tegenvallende resultaten. De voormalig F5000-kampioen, als vervanger van de verongelukte Bruce McLaren binnengehaald, vindt onderdak bij BRM, opnieuw in de plaats van een in het harnas gestorven held: Pedro Rodriguez. Het onmogelijke gebeurt: de outsider Gethin wint niet alleen de GP van Italië. Later in het jaar doet hij het nog eens over in de Victory Race op Brands Hatch, een soort all-star-wedstrijd die de nieuwe kampioen moet huldigen. Een foute beslissing van McLaren? Gethin plakt er echter een dramatisch seizoen 1972 aan vast, waarna hij teleurgesteld terugkeert naar de F5000.
Resteert de hamvraag: waarom greep men in 2009 niet terug op een bewezen oplossing? Omdat we één nadeel over het hoofd zien: het was levensgevaarlijk. Begin jaren zeventig begon men iets meer te begrijpen van aerodynamica, tegelijk kwamen de eerste slicks in zwang. De auto’s raasden nog steeds over bloedsnelle banen, maar de technologie haalde de coureurs sneller in dan ze konden slipstreamen. Gemiddeld twee keer per jaar: zo vaak namen we in die jaren afscheid van een F1-coureur. In 1972 was Monza dan ook ‘ontsierd’ door twee chicanes. Duelleren op de Autodromo zou nooit meer hetzelfde zijn.
Oorspronkelijk geplaatst in RTL GP Magazine.