Elk kantoor heeft zo z’n nutteloze bezigheden. Een van onze favorieten in het genre is het verzamelen van bijzondere achternamen. Zoals bakker Slager, vliegenier Baksteen en orthopedisch leverancier Beenhakker.
Mijn eigen achternaam is ook regelmatig onderwerp van verbazing. Veel mensen die ik voor het eerst ontmoet – en door mijn werk zijn er dat elke maand nogal wat – vragen meteen naar de herkomst. Of ik, ook vanwege mijn donkere voorkomen, uit Suriname kom. Stanley Bloempracht, Romeo Denneboom, Angelo Draaibaar, Mattijs Diepraam: ja, ik zie hoe mensen op de gedachte komen.
Meestal zijn we dan al voorbij het stadium van spellen. ‘Hóe zei u?’ Ik herhaal dan mijn naam met een flinke tussenpoos tussen de lettergrepen en zeg er gewoon een raam dat diep is bij. Dat werkt doorgaans prima, ook doordat ik door schade en schande wijs ben geworden. In het verleden heb ik regelmatig op mijn neus gekeken nadat ik over de telefoon een afspraak had gemaakt. Dan verwachtte men een meneer Di Prana aan de balie. Of was er een tafeltje gereserveerd voor meneer De Bruijn.
Terwijl ’t toch niet zo’n moeilijke naam is. Twee oer-Hollandse woorden, aaneengesmeed in een wonderlijke combinatie. Het zal dus wel aan die combinatie liggen. En waarschijnlijk ook aan het feit dat de naam bijna niet voorkomt. Alle Diepramen over de hele wereld zijn familie van elkaar. Er zijn Diepramen in Zuid-Afrika, in Nieuw-Zeeland, in Texas. Die hebben ’t vast nog moeilijker, want op de Afrikaners na zeggen ook die twee Nederlandse syllaben de toehoorder niets. Letter voor letter spellen is in Houston en Auckland the name of the game.
Het grappige is dat die twee woorden – diep en raam – helemaal niet zo Nederlands zijn als ze lijken. Althans, toen de naam werd gevormd, hadden ze niet de betekenis die ze nu in het Nederlands hebben. ‘Diep raam’ betekent in het Diets namelijk laag land. Om precies te zijn laag land in het stroomgebied van een rivier – met andere woorden, een uiterwaard. Diets? Dat is toch middeleeuws Nederlands/Duits? Inderdaad, de naam verschijnt voor het eerst – in de vorm van Dippramme – in de donkere middeleeuwen, op een 12e-eeuwse kaart van het gebied rondom Kloster Kamp, ten westen van het huidige Roergebied in Duitsland. Het is de naam van het riddergoed van de heren van Diepraam. Hun naam slaat op het gebied langs de Rijn tussen Xanten en Rheinberg, de uiterwaarden van die machtige rivier die het landschap van het graafschap Gelre domineert.
Hoe komen de Diepramen dan in Nederland terecht? In de 16e eeuw vlucht Hendrick Symonsz Diepraem van Santen om geloofswille naar het protestantse buurland. Hij vestigt zich als kleermaker in Rotterdam. Zijn adellijke titel is hij kwijt, maar een vermogend kleermaker is hij wel. Zijn nazaten wijken uit naar de Krimpenerwaard en zijn daar eeuwenlang notabelen: burgemeesters, schepenen, dijkgraven (of ‘waarsmannen’, zoals ze in de waard werden genoemd). Hun fortuin is niet onaanzienlijk.
Waarom woont uw tekstschrijver dan niet in een royaal pand aan de Rotterdamse goudkust? Dat heeft hij helaas te danken aan zijn ontrouwe overgrootvader. Die liet zijn gezin berooid achter in Nederland om zijn geluk na te jagen in Grand Rapids, Michigan, de Amerikaanse pleisterplaats van zo vele Nederlanders aan het begin van de 20e eeuw. De titel en het kasteel in Kamp-Lintfort (dat er nog steeds staat) gingen al eerder verloren, het kapitaal verdween in de handen van talloze Amerikaanse schoonfamilies.
What’s in a name? In mijn geval dus vrij veel. Toch hoef ik me gelukkig niet voor te stellen als Mattijs ridder Diepraam van Santen tot Rijnberg…
Oorspronkelijk geplaatst in Wereld, het weblog van Jager & Neyndorff.