Taal is net als water. Althans, er is genoeg aanleiding toe om dat te denken. Net als water zoekt taal altijd het laagste punt op. Als het simpel kan, dan doen we dat als taalgebruikers ook.
Als we spreken, slikken we klanken in bij de vleet of we schuiven ermee om het onszelf gemakkelijker te maken. We assimileren: een banneling werd een balling, inport werd import. We syncoperen: een lade werd een la, een slede werd een slee. We metanalyseren: een nadder werd een adder, een nonkel werd een onkel. We passen metathese toe: niet-christenen werden gekerstend, een wesp wordt soms een weps. En vaak, heel vaak, verliezen we ons in haplologieën, de kunst van het weglaten van gelijk beginnende lettergrepen. Onze minister-president doet het voortdurend: op ’n gevement.
In schrift korten we al even vaak af, zeker in deze snelle tijden van twitter en sms. Heel efficiënt natuurlijk. Net als water zoeken we de eenvoudigste weg, die ons nog nét in staat stelt met anderen te communiceren.
Daarom wekt het verwondering dat je soms taalveranderingen signaleert die inefficiënt zijn, maar toch voet aan de grond krijgen.
Want waarom zouden Nederlanders de laatste jaren massaal een lettergreep toevoegen aan ‘eigenares’ of ‘barones’? Natuurlijk, ‘eigenaresse’ of ‘baronesse’ klinkt vast chiquer, maar ik vind ’t er opgeblazen uitzien. En zonde van de moeite van die twee extra letters.
Al evenveel Nederlanders voegen tegenwoordig complete nodeloze woorden toe aan hun palet. Als we een voorbeeld wilden geven, zeiden we vroeger ‘zoals een Panhard of een DKW‘. Maar nu is het ‘zoals bijvoorbeeld een Hummer of een Jeep’. Dat we wel zeker weten dat het maar voorbeelden zijn. Waarom? Eén woord is toch genoeg? Waarom zo inefficiënt?
Toch heeft de uitdrukking ‘zoals bijvoorbeeld’ de afgelopen tien à vijftien jaar zozeer postgevat dat het gebruikelijke ‘zoals’ volledig is weggedrukt. Hetzelfde geldt voor ‘eigenaresse’, dat in Google bijna 3,5 keer zo veel hits scoort als ‘eigenares’. Het merkwaardige is dat strenge woorden als ‘meesteres’, ‘lerares’ en ‘moordenares’ volgens het Groene Boekje niet de secretaresse-uitgang hebben, maar een onderdanig woord als ‘dienares’ wel. ‘Dienaresse’ legt het in Googlehits dan wel weer – heel onderdanig – af tegen de korte vorm. Of ligt het aan het joyeuze van een baronesse of eigenaresse? Nee, blijkbaar ook niet, want een kunstenaresse komen we nog niet tegen, laat staan een minnaresse. Terwijl die laatste tussen de lakens misschien heel wat meer fantasie aan de dag legt dan een minnares.
Natuurlijk, de uitgang -esse is etymologisch zelfs ouder, maar dat maakt de herintroductie ervan (je ziet de vorm nu vaker dan twintig jaar geleden) alleen maar wonderlijker.
Een ander wijdverbreid voorbeeld van inefficiënte taal dat het tegen de klippen op al bijna tot standaardtaal heeft gered, is de hypercorrecte overtreffende trap met ‘meest’. U kent ‘m wel – en gebruikt ‘m vast en zeker geregeld, ongetwijfeld per ongeluk. U spreekt bijvoorbeeld van ‘de meest extreme weersomstandigheden’ terwijl het gewoon de extreemste omstandigheden zijn. En zijn de ‘meest mooie zandsculpturen’ die u op het strand van Scheveningen zag nu echt veel mooier dan de mooiste?
Kent u nog meer van deze alomtegenwoordige vormen van inefficiënte taal? Volledig ingeburgerde woorden en uitdrukkingen met een hoge mate van overbodigheid, die het niveau van de incidentele tautologie of contaminatie overstijgen? En hebt u een verklaring voor hun schijnbaar onberekenbare succes?
Oorspronkelijk geplaatst in Wereld, het weblog van Jager & Neyndorff.