Geval Abarth
De schorpioen zit niet meer in de maand, maar wel voor DF. In dit frisse jaargetijde mochten we namelijk op stap met een pittige kleine Fiat, pardon, Abarth. Eentje waar het dak vanaf kan, maar dat hebben we maar niet te veel gedaan – brrrr. Maar gaat het dak er ook vanaf als je de Abarth 500C op zijn gifstaart trapt? Is deze Abarth echt een geval Abarth?
Laten we maar beginnen met wat we niet gaan doen. We gaan de 500C Abarth niet vergelijken met de klassieke 595 en 695 en hun nog potentere SS- en AC-varianten. Natuurlijk zijn de Abarths van toen en nu totaal verschillend, daarvoor hoef je niet achter het stuur te zitten. Zet alleen al de achterklep van de 500C open, net zoals in de oude Abarthjes permanent moest gebeuren. Dan ben je in de 500C de bagageruimte van 185 liter aan het koelen, in plaats van de krachtbron. De aandrijving zit al net zo voorin als de motor. Ieder begin van een vergelijking is zinloos.
We gaan de Abarth 500C ook niet testen op zijn handzaamheid als stadsauto. Dat hij op dat vlak bonuspunten scoort, vooral als tweede auto voor modieuze meisjes en dames, blijkt wel uit de hoge concentratie vijfhonderdjes die je in de gegoede buurten aantreft. Het bewijs dat Fiat goud in handen heeft, leverden we bovendien zelf in onze test van de 500C TwinAir 85. En dat de doelgroep op het vrolijke open dak van de 500C zit te wachten, snappen zelfs wij wel.
Wat gaan we dan wél doen? We gaan vooral bekijken hoe apart deze Abarth is. Zonder hem rechtstreeks te vergelijken met de oerschorpioenen, maar wel door na te gaan hoeveel van het oorspronkelijke Abarth-gevoel in deze 21e-eeuwse nazaat is terug te vinden. De lichtvoetigheid van die TwinAir smaakte in ieder geval naar meer. Misschien is de Abarth wel een speelse TwinAir on steroids. De erfgenamen hebben ‘m tenslotte niet voor niets de naam ‘Competizione’ meegegeven.
Met andere woorden, hoeveel driving fun levert zo’n Abarth 500C nou eigenlijk op? Blijft ’t een vrouwenautootje, maar dan voor een meisje met pit? Of mogen we ons al gauw de jeugdige Italiaanse stadsmacho voelen, die zich met zijn scheurijzertje luid toeterend een weg baant door het drukke Turijnse verkeer? Hoe lang duurt ’t voordat we vol overtuiging verontwaardigde handgebaren maken tegen zakenpiefen op slingerende Vespa’s en slome huisvrouwen in ondergemotoriseerde Uno’s, voordat we onze weg vervolgen door dwars over een verdrijvingsvlak een andere rijstrook op te zoeken? Trouwens, wat zijn rijstroken eigenlijk? Maar omdat we niet in Italië zijn, moeten we op zoek naar het Nederlandse equivalent daarvan.
De hele test lezen? Kijk verder op Driving-fun.com.