Gemotoriseerd ballet. Op drie wielen door de Tarzan, ongenaakbaar op weg naar zijn eerste Europese toerwagentitel, kop aan staart met zijn Italiaanse tegenstander, die hem in elke beweging spiegelt. Zo staat Ab Goedemans in het geheugen van het Zandvoortse publiek gegrift. Een paar weken later verongelukt ‘Appie’ op de Nürburgring in een auto die hij nauwelijks kent. Na Wim Loos verliest Nederland opnieuw een grote belofte.
Zomer 1968. Het is een warme augustusdag als er in de deuropening van de Fiat-garage van de familie Swart in Den Haag een nerveuze gedaante verschijnt. “Het was Appie”, vertelt Ed Swart. Hij herinnert zich hun laatste ontmoeting als de dag van gisteren. De jonge Abarth-coureur zit verlegen om advies, want hij is uitgenodigd om mee te doen aan de 500 km van de Nürburgring op 1 september. Een sportwagenrace, waarin hij voor het eerst serieus aan de bak moet met de 1000SP, het open prototype van Abarth. Swart heeft wél ervaring met de 1000SP. Hij heeft er bijvoorbeeld eerder dat jaar klasseoverwinning in de sportwagenrace van de Trophy of the Dunes mee geboekt. “Of ik nog tips had. Hij was zenuwachtig. Hij had nooit eerder een race gedaan in zo’n sportscar en nu moest hij er meteen de Nürburgring mee op. Hij had natuurlijk weinig andere ervaring dan Zandvoort.” Dat is ontegenzeggelijk waar. Pas een paar maanden eerder heeft Ab Goedemans voor het eerst kennisgemaakt met de ‘Ring, in juni tijdens de zesuursrace voor het EK. Toen reed hij nog in zijn vertrouwde Abarth 1000TC, het beweeglijke toerwagentje waarin hij al zijn successen heeft geboekt. Bovendien deelde zijn maatje Toine Hezemans toen de auto met hem. Samen wonnen ze hun klasse, zoals Goedemans dat jaar alles wint wat er te winnen valt.
Toch is de eerste keer Nürburgring in een onbekende auto andere kost, weet Swart. “Ik weet nog goed hoe mijn ‘eerste keer’ was. Ik had het circuit alleen nog achterstevoren gezien tijdens de Tulpenrallye. In 1965 nodigde Dottore Avidano, de raceteamleider van Abarth, me uit voor de zesuursrace. Als dit je debuut is, zei hij, moet je een hele week trainen. Dus ik erheen met een Fiat-stationwagon uit het bedrijf van mijn vader, maar die auto was na één dag helemaal op. Toen kwam ik Jacky Ickx in het restaurant tegen en die had hetzelfde probleem. Jacky heeft toen een rally-Mustang van Ford België laten overkomen en daar hebben we de hele week in geoefend. Toen kende ik de baan aardig, maar toch nog niet helemaal. Kun je nagaan waar Appie voor stond. Ik heb hem op het hart gedrukt om het in het begin héél rustig aan te doen. Neem geen risico’s, zei ik. Begin op acht tiende van je kunnen, daarna voorzichtig naar negen tiende. Hij nam het advies ter harte, maar een week later was hij dood.”
Goedemans zit op de Nürburgring in de nieuwe sportwagen van Abarth omdat Toine Hezemans hem bij Carlo Abarth zelve heeft geïntroduceerd. “Ik heb in die tijd veel coureurs tegenover me gehad, maar niemand zo snel als Ab”, zegt Hezemans. Goedemans bewijst het meteen op Vallelunga, waar hij begin 1968 samen met Toine een weekje komt testen. Na een paar rondjes in de 1000TC vraagt Carlo Abarth aan Hezemans “wie dat nu in hemelsnaam is!” Het is voor Abarth aanleiding om Goedemans de 1000SP voor te schotelen. Een paar maanden later kijkt Ab erop terug als een “slopende affaire”, waar hij “doodzenuwachtig” van werd. “Het was heel bijzondere belevenis”, vertelt hij, alvorens hij profetische woorden spreekt. “Het meeste indruk op mij maakten de prototypes. Daarin had ik nog nooit eerder gereden, maar je hoeft er veel minder hard in te werken dan in een toerwagen. Pas in de grensbereiken – en daar heb je in races toch mee te maken – is het oppassen voor de bijzondere karakteristieken van dergelijke wagens die bij het maken van fouten veel minder vergeeflijk zijn.” Ab begint stroef aan de test, maar als Abarth hem uitlegt dat hij in dit lichte prototype minder hard hoeft te remmen, heeft hij het trucje snel door. Binnen vier rondjes is hij sneller dan Johannes Ortner, de Oostenrijkse fabriekscoureur van Abarth. Goedemans stelt zich na afloop bescheiden op: “Ja, Ortner was die week wat uit vorm…” Ab en Toine gaan naar huis met een semi-fabriekscontract voor Ab op zak. Abarth levert hem fabrieksauto’s – die Ab zelf uit Turijn ophaalt en na elke race moet terugbrengen voor een verse – waarbij hij “als gunst in Nederland mag uitkomen, onder de kleuren van het Stichts Racing Team”, zo legt hij aan het begin van het seizoen 1968 uit.
Bovendien mag hij in september op de Nürburgring laten zien wat hij kan met de 1000SP. De ADAC 500 Km Rennen op de ‘Ring is geen WK-race voor dikke prototypes en GT’s, maar een losstaand evenement voor kleinere sportwagens en toerwagens. Ideaal voor de Abarth 1000SP dus, de ‘Millino’ (het ‘duizendje’) zoals de Italianen het pittige karretje liefkozend noemen. Het team treedt op volle sterkte aan, met Ortner, Goedemans, Hezemans en Peter Schetty, de latere Ferrari-teammanager. “Appie was weer ongelooflijk snel met die open 1000SP”, weet Toine nog. Maar op de tweede trainingsdag, de vrijdag voor de race, gaat het mis. In de flauwe rechterbocht bij de Antoniusbrücke probeert Ab een Wankel-Spider in te halen. De ‘Millino’ raakt met zijn wielen de voethoge grasrand, schiet in een slip en slaat over de kop. Ondanks het feit dat hij in de riemen zit, wordt Goedemans uit de auto geslingerd, met veiligheidsgordels en al, de bomen in. Als hij neerkomt, verliest hij zijn helm in de klap. Zoon Berry heeft die beschadigde rode pot nog. De deuk en de krassen zien er angstaanjagend uit. Als Hezemans het nieuws hoort, trekt hij zich onmiddellijk terug uit de race. Het is een schrale troost dat Schetty de race wint. “Ab was op slag overleden”, zegt Toine. “Met 220 kansloos de bossen ingevlogen.”
Hard gaan zit de Goedemansen in het bloed. Zoon Berry, een kleuter van vijf als zijn vader omkomt, krijgt in zijn jonge jaren niet voor niets een raceverbod opgelegd van zijn moeder, die nog lange tijd ontdaan is over het ontijdige verlies van haar man. Maar het bloed kruipt inmiddels waar het niet gaan mocht: tegenwoordig gaat Berry, 48 inmiddels, met een BMW Compact de baan op in het DNRT. “Het begon al met opa”, is de genetische verklaring van Goedemans junior. “Thieu Hezemans, opa Albers – die van Christijan dus – en mijn grootvader waren de eerste Porsche 356-bezitters in Eindhoven en omstreken, en ze maakten regelmatig de wegen in de omgeving onveilig.” Thieu en Ab senior dragen het virus over op hun kinderen, die zo mogelijk nog grotere waaghalzen blijken. In hun lagereschooltijd racen ze al op fietsen tegen elkaar in de tuin van de Goedemansen, maar al snel wordt het minder onschuldig. Toine doet een boekje open. “Hij was de grootste durfal aller tijden en mijn beste vriend. Al toen we 14 waren in Eindhoven reden we op Puchs, opgevoerd als krankzinnigen.” Maar ook op vier wielen zijn ze nauwelijks te vertrouwen. “Het eerste incident gebeurde al op 15-jarige leeftijd. Abs vader was confectionair en had een nieuwe Mercedes, een lichtblauwe metallic 220S. Omdat hij het zonde vond om met de auto naar Den Haag te rijden, nam hij de trein van Eindhoven naar Den Haag, waar het gezin later naartoe zou verhuizen. Appie vond de reservesleutels en stelde me voor om met de 220S te gaan rijden. Al gauw hadden we een parcours uitgezet en werden de tijden bijgehouden met de stopwatch. Maar het parcours liep langs dikke bomen, waar hij de Mercedes dan ook prompt omheenvouwde. Hij reed nog wel, de Mercedes, en we parkeerden ‘m weer bij het station met de rechterkant compleet in elkaar. De afloop begrijp je wel. Vader Thieu en vader Ab hebben samen de schade betaald.” Het betalen van de rekeningen van zoonlief zal later lastiger zijn gegaan, want de textielfabriek van de oude Goedemans gaat op de fles. De familie verhuist naar Rijswijk om opnieuw te beginnen.
Albertus Bernardus Goedemans mag dan een durfal zijn – en een voetbaltalent, want hij haalt zelfs de junioren van PSV – de Eindhovenaar van 17 september 1942 kan wel goed leren. Na zijn HBS begint hij met de HTS, maar op een kwade dag verandert een ongelukkig voorval zijn leven. “Voor hem in de schoolbanken zat een jongen te wiebelen op de achterpoten, terwijl die met zijn ellebogen leunde op de tafel van mijn vader”, vertelt Berry. “Mijn vader was met een schaar zijn nagels aan het schoonmaken. Op een gegeven moment glijden de ellebogen van die jongen weg en hij stoot zo die schaar in het oog van mijn vader.” Het is een ander verhaal dan Hezemans vertelt – volgens hem gebeurde ’t in een vechtpartij op school – dus de waarheid zal wel ergens in het midden liggen. Wat er ook precies gebeurde, Ab wordt in allerijl naar het ziekenhuis gebracht, maar hij blijft aan één oog zo goed als blind. Uit pure frustratie keert hij de school de rug toe en stapt hij het autovak in. ‘Automobielbedrijf City’ noemt hij zijn garage en Toine handelt al gauw vrolijk mee. Daar zijn verhalen over, “niet te beschrijven”, aldus Hezemans. Vooruit, eentje is er wel voor publicatie geschikt. “Appie had een BMW 2002tii en vond dat hij te traag door de stad kwam. We hadden een vriend bij de brandweer, dus Appie meldde zich bij de brandweer in een geleende overall, verklaarde dat hij de monteur was en dat hij een nieuwe sirene voor de brandweerauto nodig had uit het magazijn. Het resultaat was dat hij met de BMW loeiend door Den Haag reed. Nu kwam hij eindelijk goed vooruit, maar een week later zat hij wel op het politiebureau!”
Op z’n twintigste trouwt Ab zijn Haagse liefje, Auk Bolle. Hun eerste ontmoeting was op de Denneweg, hij in een cabriolet, zij met haar zus wandelend door de winkelstraat. Of de twee een lift nodig hadden. Ab gaat met Auk aan de Laan van Nieuw Oost-Indië 210a wonen, nadat het pasgetrouwde stel eerst bij Auks ouders heeft ingewoond. Al snel wordt Berry geboren en vier jaar later zusje Natasja. Berry’s eerste herinnering aan zijn vader stamt uit die tijd. “Aan de overkant van ons huis was een garage, waar hij altijd sleutelde. Nou ja, garage, er was geen brug, alleen een kuil. Daar lag hij dan in – altijd maar sleutelen.” Intussen hield Goedemans zijn snelheidspassie warm op de skelterbaan van Ed Swart in Leidschendam. “Al die die jongens kwamen daar”, vertelt Ed Swart vanuit Californië. “Wim Boshuis, Dick van Staalduinen, Hezemans, Goedemans, het waren allemaal skelteraars, net als ik.” Het werd al snel meer dan een hobby voor Ab. Het Nederlandse skelterteam, uitgerust met karts van Landia-Parilla, liet in die vroege sixties flink van zich spreken, met Ab Goedemans voorop. In 1965 lag hij tweede in de WK-finale, maar in de laatste ronde kreeg hij een vastloper, waardoor hij uiteindelijk zevende werd. In 1966 eindigde hij als vijfde. “Het was wedstrijdkarten van de bovenste plank, maar de kart stond gewoon bij ons in de gang, hoor”, herinnert Berry zich.
De twee Brabantse jongens behoren tot de eerste groep die een succesvolle overstap maakt van de karts naar de autosport. Toen was dat nog lang niet zo vanzelfsprekend, aldus Swart. “Ik was de eerste die ging racen – met een Abarth, waarvoor ik later de Nederlandse importeur werd – en daarna kwamen er meer over de brug. Natuurlijk omdat ik ze allemaal Abarthjes wilde verkopen!” Hezemans loopt een jaartje voor op zijn jeugdkameraad. In 1966 wint Toine al de 850-1000cc-klasse van het Nederlands toerwagenkampioenschap. Hij doet dat in een van de onoverwinnelijke 1000TC’s van Scuderia Auto Swart (SAS), het team van Ed Swart. Die is in 1965 al Europees kampioen in dezelfde klasse geworden. Abarthjes en Nederlanders? Het is een wonderlijke combinatie, maar ze maken in de jaren zestig in de kleine toerwagenklasse stevig de dienst uit. Heel wat anders dan de auto waarin Goedemans eind 1966 debuteert: de BMW 2000ti van Racing Team Holland. Een opvallend debuut is het zeker. Hij krijgt de kans na een talententest van RTH-manager Ger Oosterman, die die karters weleens in een auto wil zien racen. Oosterman nodigt Goedemans, Boshuis, Van Staalduinen en Theo Koks uit. Ab is de snelste en mag daarom in de slotrace van het NK op Welschap de BMW van Hans Koster overnemen. Die krijgt namelijk de nieuwste BMW van RTH tot zijn beschikking. Appie rijdt op het luchthavencircuit bij Eindhoven de sokken van de Beier af en wordt knap tweede. Maar dan volgt diskwalificatie. Er ontbreekt een reservewiel in de BMW. “Als ik net zo ben als mijn vader – en dat ben ik, vindt mijn moeder”, zegt Berry, “dan weet ik zeker dat hij daar goed ziek van is geweest. Hij had net als ik een enorm rechtvaardigheidsgevoel. En om dan te worden gediskwalificeerd vanwege zo’n futiliteit. Zó oneerlijk!”
Bijna gaat het verhaal helemaal niet door, herinnert Hezemans zich. “Ik reed al voor Abarth en Appie wilde ook racen, dus moest hij zijn licentie op Zandvoort halen. Op de examendag komt Appie op Zandvoort aan. Met een geleende lijkwagen met aanhanger, met de kruizen en alles er nog op. Dat viel uiteraard niet in goede aarde bij de examinators. Hij reed goed maar vanwege asociaal gedrag kreeg hij zijn licentie niet. Gelukkig is het bij de herkansing wel gelukt.” RTH doet Goedemans een aanbod. “Bij het RTH zou ik met de BMW, met de Cooper of eventueel iets nieuws kunnen rijden”, zo kijkt Ab begin 1968 terug op de gebeurtenissen van een jaar eerder. “Ik wilde op zeker gaan en koos het SRT waar in zou uitkomen met de vroegere Fiat-Abarth van Toine Hezemans.”
Met de 1000TC van Toine verschijnt Ab Goedemans in 1967 als nieuwe ster aan het firmament. “Appie ging vrij snel, in het begin al”, legt Ed Swart uit, “maar het hielp ook dat hij een protegé was van Hezemans. Hij werd nogal gepusht door Toine. Toine ging op een gegeven moment ook Abarth rechtstreeks benaderen, geholpen door vader Thieu, want dat was een slimme vogel.” Gepusht of niet, niemand kan Ab bijhouden. Op het NAV-trainingsweekend verslaat hij meteen al Ron Deinum en Ron Visbeen in de Abarths van SAS. In de Pinksterraces moet hij het nog afleggen tegen Swart, de Europees kampioen van 1965, maar met verzachtende omstandigheden: door problemen in de kwalificatie start Ab helemaal achteraan. Daarna heeft Swart vijf keer op rij het nakijken: in het voorprogramma van de GP van Nederland, in de Trophy of the Dunes, in het weekend van de GP van Zandvoort (de jaarlijkse F2-race), in de heuvelklim van Vaals en tot slot op Welschap. In de Trophy of the Dunes is hij de held van de gemeenschappelijke 850-tot-1300cc-race. Goedemans neemt meteen leiding en weet SRT-teamgenoot Hans Oskamp en Freek Dudok van Heel van RTH in hun snellere Mini Coopers rondenlang voor te blijven. Daarna gebruikt hij slim de slipstream van Oskamp om flink uit te lopen op Swart. In het weekend van de F2-race vechten Ab en Ed een heroïsch duel uit, dat helaas voortijdig ten einde komt als de laatste met een gescheurde olieleiding moet uitvallen. Door in de heuvelklim bij Vaals nipt de tijd van Swart te verbeteren, is Ab al kampioen in de klasse tot 1000cc, nog voordat de race op Welschap moet plaatsvinden. Meteen daarna doet hij zijn auto in de verkoop: 9000 gulden is de vraagprijs, met de volgende aanbeveling: kampioen van Nederland, 5 versnell.bak, sperdiffer., top 205 km, Zandvoort 1 min 53.7, motor en wagen in staat van nieuw en onlangs in Italië voorzien van nieuwste modificaties.
In 1968 is het tijd voor Europa. Tijdens zijn succesvolle binnenlandse campagne van ’67 had Goedemans al één Europees voorproefje gehad, tijdens de Nederlandse ronde van het Europees kampioenschap, de Zandvoort Trophy. Ab neemt deel in divisie 1, in een veld dat bestaat uit allemaal Abarthjes, een paar NSU’s en de ultrakleine Steyr-Puchjes waar Gerard van Lennep in Nederland in schittert. Goedemans maakt er kennis met internationale rivalen zoals Arturo Merzario. Of beter gezegd, zij met hem. ‘Little Art’ pakt weliswaar de pole, maar Goedemans is hem te snel af bij de start. Er ontspint zich een zinderende strijd tussen Merzario, Goedemans en Swart, maar door een gescheurde koelwaterslang moet Ab afhaken. Swart laat het Wilhelmus gelukkig schallen door de Italiaan met de cowboyhoed uiteindelijk te verslaan.
Ondanks zijn uitvalbeurt heeft Ab een visitekaartje afgegeven. Met SRT – dat Castrol én het pikante blaadje Lach 69 als nieuwe sponsors aankondigt en daardoor al gauw de bijnaam Sex Racing Team krijgt – verdedigt Ab niet alleen zijn Nederlandse titel, hij begeeft zich ook op het grote Europese podium. En om het nog mooier te maken: Toine Hezemans wordt zijn teamgenoot. Het droomduo bestrijdt elkaar in Nederland, maar deelt in Europa af en toe een auto. Het Europees kampioenschap stapt over op de snellere Groep 5-reglementen en kenmerkt zich door langeafstandsraces. Voor Abarth maakt het weinig uit: zijn auto’s, nu met maar liefst 110 pk, blijven superieur. “Ik heb zes jaar met die Abarthjes geracet en daarvoor al privé ermee gereden”, vertelt Ed Swart over ‘zijn’ merk van toen. ”Je moest ’t een beetje leren. De Mini Coopers waren makkelijker met hun voorwielaandrijving. Dat wieltje liften gebeurde trouwens pas vanaf ’68, toen we een nieuwe ophanging kregen. Het zag er spectaculair uit, maar in de auto voelde je ’t nauwelijks. Je moest wel oppassen dat je geen tik kreeg, want dan lag je zo ondersteboven. Dat is me een keer op Zolder gebeurd, in het heetst van de strijd in een groepje van vijf auto’s. Ik kreeg een tik van een Italiaan en ik ging mooi over de kop. Maar ze waren reuze in trek. Mensen vonden ’t prachtig, want thuis hadden ze een Fiat 600 staan. Het was dus net alsof hún auto daar op Zandvoort aan het racen was.”
Swart stapt over naar de 850cc-klasse, dus Goedemans komt hij niet meer op de baan tegen. In het NK is Toine zijn vriend in de Trophy of the Dunes nog te snel af, maar in de Pinksterraces is Goedemans niet meer te houden. In het voorprogramma voor de GP van Zandvoort schittert Ab in de gecombineerde 850-tot-1300cc-klasse door de Mini’s met 1300-motor van Oskamp en Dudok van Heel achter zich te laten. In Europa is de Eindhovenaar – in de pers dan al steevast ‘Hagenaar’ genoemd – helemaal onverslaanbaar. Op Monza wint hij samen met Peter Schetty, in het Oostenrijkse Aspern verslaat hij Hezemans en op Snetterton blijft hij op Goede Vrijdag de Mini van John Handley voor. Hij heeft in Engeland zelfs nog tijd om Dick van Iperen te helpen. Het huidige directielid van de Rensportschool Zandvoort woont in de sixties in Engeland en heeft een teamgenoot nodig om aan de race op Snetterton te kunnen meedoen. “Ik had geen tweede rijder en daarom zouden we samen rijden. Hij was in de training sneller dan ik – hij was erg snel! – maar de auto ging in het eerste uur stuk. Hij heeft dus niet voor mij in de race gereden.” Op Zolder gaat Ab onverdroten voort: pole, snelste ronde en overwinning. Hezemans wordt tweede na een gevecht met de Broadspeed Anglia van John Fitzpatrick. Goedemans is kortom hard op weg om opvolger te worden van Ed Swart (1965), Giancarlo Baghetti (1966) en Willi Kauhsen (1967) als kampioen in divisie 1.
Op de Nürburgring, waar hen een zesuursrace te wachten staat, delen Hezemans en Goedemans een Abarth. Carlo Abarth heeft een fabrieks-Abarth voor het duo klaarstaan, maar opvallend genoeg is de SRT Abarth 20 seconden sneller! Bijna moet Toine alleen starten, want in Duitsland knijpt men geen oogje dicht voor iemand met maar één werkend oog. Daarom stuurt Ab – die nog nooit eerder op de Nürburgring is gesignaleerd – een monteur van SRT naar de medische keuring. De ADAC-arts trapt erin. Goedemans en Hezemans winnen vervolgens de 1000cc-klasse, maar niet nadat Ab van de baan raakt en het duo een ronde achterraakt op de Abarth van ‘Pam’ (pseudoniem van de Italiaan Marsilio Pasotti), een van de fabriekscoureurs van Abarth. Maar als ‘Pam’ ook pech krijgt, kan Goedemans mede dankzij Toine zijn vijfde zege op rij noteren.
Op Zandvoort kan Goedemans het afmaken. ‘Pam’ pakt er de pole, maar Ab laat het er niet bij zitten. Ronde na ronde vecht hij het met de Italiaan uit om de overwinning. Bumper aan bumper jagen ze door de Tarzan, de Gerlach, de Hugenholtz, de Hunzerug en uit het zicht, het gevecht lijkt geen einde te kennen. Op velen laat zijn optreden een onvergetelijke indruk na. Zo ook op Hans Fohr, die als Abs grootste fan het spektakel in zijn 15-jarige puberbrein registreert. Hij kan de beelden sindsdien niet meer van zich afschudden: “Die race tijdens de Zandvoort Trophy staat in mijn geheugen gegrift. Wat een fantastisch duel met ‘Pam’.” Toch zit een zesde zege er niet in. In de 28e ronde spint Goedemans bij Bos In van de baan op de olie van Rob Dijkstra’s auto. De Abarth glijdt van het asfalt en slaat over de kop. ‘Pam’, die hem nog altijd op de hielen zit, schrikt daar zo van dat hij in een drift schiet en óók over de kop slaat. Het ballet op het circuit krijgt een bizar vervolg naast de baan. Zonder elkaar te raken, 40 meter van elkaar gescheiden, rollen de twee Abarthjes de hekken in. John Handley in zijn Mini neemt het geschenk van harte aan en wint. Het is de allerlaatste keer dat Zandvoort Ab Goedemans ziet racen.
In de documentaire ‘Passing by’ van Trino Flothuis over Ben Pon – in zijn geheel te zien op YouTube (http://www.youtube.com/watch?v=opTF1YmPVmk) – zijn beelden te zien van de begrafenis. Alle coureurs van die tijd wandelen door het beeld. Aan het begin van de documentaire zien we Toine en Ab voorafgaand aan de zesuursrace op de Nürburgring Flothuis te woord staan over de kwaliteiten van Pon. Het is een mooi duo, die twee Brabanders. “We waren goeie vrienden onder elkaar”, herinnert Ed Swart zich. “Een gezellige, jofele groep. Het was natuurlijk ook een veel kleinere wereld dan toen. Niet iedereen durfde te racen met de dood voor ogen. 25 jaar en dan al verongelukt. Erg jong voor die tijd. Ik heb zijn vrouw nog bezocht na het ongeluk. Die was er helemaal kapot van.” Swart en Hezemans vermoeden dat zijn blinde oog een rol heeft gespeeld in het ongeluk. Door de andere zitpositie in de 1000SP kon Ab de afstanden mogelijk niet goed inschatten. De bocht waarin hij erafging, was in de richting van zijn slechte oog. Daarom belandde hij wellicht eerder op het gras dan de bedoeling was.
Hoe ver had hij het kunnen schoppen? Volgens zoon Berry had hij een aanbod op zak om in 1969 stock cars te gaan racen in Amerika. Zelf spreekt Ab in 1968 over zijn F1-ambities, maar hij ziet dat als een doel op de langere termijn. Hij heeft nog een contract met Abarth voor 1969, maar wil graag opstappen naar de zwaardere sportwagens.
De jaren zestig zijn een wreed tijdperk in de autosport. Jaarlijks nemen coureurs afscheid van collega’s die in het harnas zijn gestorven. Ook 1968 onttrekt zich niet aan die gruwelijke trend. Het is niet alleen het jaar van de Parijse studentenopstand en de Praagse Lente, maar ook van de teloorgang van Jim Clark, Mike Spence, Lodovico Scarfiotti, Chris Lambert en Ab Goedemans. Samen met Wim Loos, Wim Boshuis en Toine Hezemans behoort Appie tot de grote Nederlandse talenten die het ook buiten de landsgrenzen gaan maken. “Als hij alles zou hebben overleefd, denk ik dat hij de snelste man op vier wielen was geweest die ooit bestaan heeft”, is het eindoordeel van Hezemans. Van dat glorierijke viertal kan alleen hij het nog navertellen.
Oorspronkelijk geplaatst in RTL GP Magazine. Let op: dit artikel is in 2011 geschreven op basis van gegevens die destijds bekend waren. Sindsdien is uit verder onderzoek en aanvullende gesprekken gebleken dat het verhaal diverse fouten en incorrecte veronderstellingen bevat. Deze zullen worden rechtgezet in de toekomstige biografie over Ab Goedemans, die eerdaags bij Autosport.nl zal verschijnen.
2 gedachten over “Ab art”
bestaan er geen bewegende beelden van de races op Zandvoort?
Of is er nooit een documentaire over Goedemans en zijn tijdgenoten gemaakt?
Er is een documentaire over Ben Pon, getiteld ‘Passing by’. Daarin komt Goedemans voor: http://www.npo.nl/passing-by/21-07-2010/WO_VPRO_043827.