Bernie, laat de sprinklers maar thuis
Met drie weken pauze voor de boeg tot de GP van Turkije hebben we als F1-fans even adempauze. Tijd om terug te blikken op de eerste drie ‘overzeese’ GP’s in Australië, Maleisië en China. Wat hebben KERS, DRS en de Pirelli’s ons gebracht? Is de Formule 1 echt zo kunstmatig geworden als critici beweren?
F1-fans zijn soms echte Hollanders. Ze klagen om het klagen, zo lijkt ’t wel. Jarenlang werd de Formule 1 afgebrand omdat de wedstrijden saai en voorspelbaar zouden zijn en er te weinig werd ingehaald. Vorig jaar werd er geklaagd dat er zo weinig ‘strategie’ was te zien doordat één keer stoppen genoeg was. Nu barsten de races van de strategie, is het weer niet goed. ‘Niet te volgen’ en ‘onoverzichtelijk’ waren de commentaren die ik her en der al las – zelfs na de van spanning bulkende GP van China.
Drie weken geleden waren de geluiden nog anders. Iedereen zat klaar voor een Australische heksenketel, maar het werd gewoon een vrij vermakelijke maar toch behoorlijk geordende race, zoals we die in de afgelopen jaren wel vaker hebben gezien. Kan gebeuren, maar ook toen voelden fans zich ‘bedrogen’. Weten we eigenlijk wel wat we willen?
Spektakel niet maakbaar
De les uit de eerste drie races is hoe dan ook dat entertainment maar in beperkte mate valt te regisseren. En gelukkig maar, want F1 moet wel een sport blijven. Niet zeuren dus dat Australië niet meteen het spektakel opleverde dat vooraf was beloofd. Het is mensenwerk en er spelen ook nog omstandigheden mee – het weer, het soort asfalt – waarop die mensen geen invloed kunnen uitoefenen. Soms denken we met z’n allen dat we alles kunnen, maar mogen we ook nog iets overlaten aan het onverwachte?
Die zondagochtend in maart klaarzitten voor de buis en erop rekenen dat het in Melbourne vanaf de eerste minuut zou spetteren – dat was wel heel een naïeve gedachte. Wat dat betreft zou ik elk jaar dezelfde column kunnen plaatsen, want weten we nog hoe veroordelend vorig jaar de reacties waren na die saaie eerste race in Bahrein? En hoe het jaar zich vervolgens ontwikkelde tot een van de spannendste seizoenen in de geschiedenis van het kampioenschap?
Amusement zonder één spatje regen
F1 vindt altijd wel weer een manier om mensen te vermaken, welke regels er ook zijn bedacht. De race in Maleisië was al boeiend door alle duels in het middenveld, maar China leverde een kijkervaring op die het visuele equivalent was van een rollercoaster. Dit was het soort race dat Pirelli met zijn banden had beloofd en waarvoor Jenson Button en Ross Brawn ons voorafgaand aan het seizoen ‘waarschuwden’: een scenario waarin de winnaar tot in de laatste ronden onduidelijk zou blijken. Was dat niet precies wat we wilden?
Het grote winstpunt van de afgelopen drie races is misschien wel dat er geen spatje regen voor nodig is geweest – en dat terwijl Australië, Maleisië en China in de afgelopen jaren meermalen zijn geteisterd door hoosbuien. Sterker nog, het starttijdstip op Sepang stond zowat garant voor een hevige moesson over het circuit, maar ook daar bleef het droog. Toch zagen we volop inhaalacties. Dankzij KERS, dat vooral een rol speelt doordat het bij sommige teams – lees: Red Bull – nog niet goed werkt, maar vooral dankzij DRS (de beweegbare achtervleugel), dat ondanks een paar kinderziekten al is onthaald als de beste vondst sinds de getrapte kwalificatiesessie. Ook door coureurs trouwens, vanochtend Nico Rosberg nog.
Niet kunstmatiger dan elders
Kunstmatig? Ja, het maken van banden die met opzet kort meegaan – ook de hardere band niet – levert niet bepaald een naturel raceverloop op. En het nieuwe DRS biedt inderdaad ook een artificiële manier van inhalen, want de achterligger krijgt een extra voordeel ten opzichte van de auto die hij wil inhalen. Maar is het zó onnatuurlijk? Het scheelt in ieder geval stukken met de kunstmatige regenraces die Bernie Ecclestone kort geleden nog opperde. Met andere woorden, door DRS kan Bernie zijn sprinklers lekker thuis laten.
Als we kijken naar andere vormen van racen die vaak worden aangehaald met de woorden ‘Dát is pas racen!’, dan is de kunstmatigheid daar nog veel groter. Wat te denken van de vele ‘full-course yellows’ in Indycars en NASCAR, die het veld keer op keer bij elkaar brengen? Of de gewichtsstraffen en het vaste motorconcept in het WTCC? De omgekeerde grids in GP2 en FR3.5? De LMP1-equivalentieregels die de afgelopen jaren in het voordeel van de diesels uitvielen? En niet te vergeten de eenheidsworst van zelfde chassis en zelfde motor die we inmiddels in alle klassen onder de F1 te vreten krijgen?
In de greep van de media
Maar kan het anders? Als F1 de top van de autosport wil blijven, is dat bijna onmogelijk. De sport is volkomen afhankelijk geworden van media-inkomsten. Die blijven alleen hoog als de massa tevreden wordt gesteld. Wat dat betreft zijn de hoogste bazen in de sport uit hetzelfde hout gesneden als tegenwoordig hun evenknieën in de politiek. Uit angst om kiezers/fans te verliezen, waaien ze met alle winden mee.
‘Luisteren naar de burger’ is ‘luisteren naar de fan’ geworden, met elk jaar weer andere kniebuigingen die tegemoet moeten komen aan ‘de wil van het volk’. Wie het veranderlijke karakter van de F1 beu is, moet dus ook bij zichzelf te rade gaan. Waar klaag ik eigenlijk over? Welk signaal zend ik daarmee uit naar de machthebbers bij de FIA, naar de teams, naar Bernie? Hoe verwarrend is het voor hen als ik gisteren nog riep dat ik meer inhaalacties wil en vandaag zit te mopperen dat een race zo wel erg onoverzichtelijk wordt?
Vroeger bestaat niet meer
Of zijn we in ons hart allemaal puristen en willen we weer de saaie, eerlijke sport van vroeger? Dan moeten we voor lief nemen dat de Formule 1 weer een sport in de marge wordt, net zoals vroeger. Dat races niet meer op televisie komen, maar dat we weer gewoon een (betaalbaar) kaartje moeten kopen en achter de vangrail de race moeten volgen – die vanaf die plaats niet te volgen is als je de kunst van het lapchart bijhouden niet beheerst. Waardoor de spanning in een race er vanzelf minder toe doet en je weer gaat kijken naar de manier waarop coureurs sturen, weer gaat luisteren hoe auto’s klinken, weer gaat ruiken hoe de geur van olie en rubber je neusgaten prikkelen.
Voor de ware liefhebber zou dat geweldig zijn, maar vroeger bestaat niet meer. Wen er maar aan. De aerodynamische geest is uit de fles en die kunnen we er nooit meer in terugstoppen. Ontwerpers zullen trucs blijven verzinnen die hun auto sneller maken, maar die inhalen juist bemoeilijken. En er blijven miljoenenbudgetten nodig (en dus tv-inkomsten, en dus kunstmatig spektakel) om F1 met recht de hoogste klasse in de autosport te laten blijven. Voel je de Catch 22? Die droom van vroeger is een utopie geworden. Zeker als het aan de duizenden mensen ligt die nu een zeer goed belegde boterham verdienen aan de Formule 1 en dat zeker niet vrijwillig gaan veranderen…
Oorspronkelijk geplaatst op Driving-fun.com.