F1-kijkersdilemma
Vorig jaar hadden we ingewikkelde calculaties nodig om te zien hoe de uitslag van de GP van Abu Dhabi zou uitpakken voor het wereldkampioenschap. Dit jaar is het aanzienlijk simpeler: Sebastian Vettel heeft nog één punt nodig om met vier races te gaan zijn titel te prolongeren. Is het F1-seizoen 2011 daarmee saai? Nee, want we werden getrakteerd op de ene sensationele race na de andere. Dus wat wordt ’t, als we zouden mogen kiezen: WK-spanning of aantrekkelijke gevechten op de baan?
Toen we na een wild en waanzinnig 2010 eindelijk waren bijgekomen van de dollemansrit die de WK-stand een seizoen lang was, waren vriend en vijand het erover eens: hoe kon je dit nog verbeteren? 2010 moest en zou de boeken ingaan als een van de spannendste F1-seizoenen aller tijden. Vier coureurs die in de slotrace nog kampioen konden worden, het was nog nooit vertoond. Vijf man die in de laatste races voortdurend stuivertje wisselen in de tussenstand, evenmin. En dat juist het jonge maar weerbarstige talent dat het hele seizoen niet één keer het kampioenschap had aangevoerd, met de titel aan de haal zou gaan: Bernies scenarioschrijvers hadden het niet kunnen bedenken.
De volgende grote kampioen?
Dit jaar is dat jonkie een stukje minder weerbarstig. Sterker nog, wat heeft hij snel geleerd. Dankzij een vrijwel foutloos seizoen in de beste auto van het veld overklast hij niet alleen zijn teamgenoot, maar rolt hij alle concurrentie met dodelijk gemak op. Het doet denken aan Schumachers beste Ferrari-jaren, aan Mansells topjaar in de Williams-Renault FW14B met actieve ophanging, aan Mario Andretti’s kampioenschap in de Lotus 79 met het net ontdekte ‘ground effect’. Maar waar Schumi, ‘Our Nige’ en Mario in die jaren echt het rijk alleen hadden, in vérreweg de beste auto en met een gehoorzame teamgenoot, daar is de Red Bull maar nét ietsje beter – zie waar Webber staat in het WK – en heeft Vettel te maken met qua talent de sterkste tegenstand in jaren. Het roept grote bewondering op, maar ook het vermoeden dat we de volgende echt grote kampioen aan het werk zien.
Saai is het wel, zo zou iemand kunnen concluderen die naar de WK-stand kijkt en geen enkele race heeft gevolgd. Ware het niet dat 2011 in het kielzog van de schier onoverwinnelijke Duitser de ene na de andere toprace heeft opgeleverd. Duels en inhaalacties bij de vleet, en lang niet allemaal kunstmatig tot stand gekomen door KERS en de beweegbare achtervleugel.
Te weinig of te veel inhaalacties?
Natuurlijk hadden we in 2010 ook voldoende mooie races. Maar geklaagd over het gebrek aan inhaalacties werd er nog steeds. Enigszins terecht was dat wel, zeker met de frustrerende race van Fernando Alonso in Abu Dhabi voor ogen: na de desastreuze pitcall van Ferrari joeg hij tientallen ronden tevergeefs Vitaly Petrov op. De Rus hoefde eigenlijk alleen maar op de baan te blijven om de Ferrari achter zich te houden. Alonso had geen schijn van kans en Vettel ging er vooraan vandoor met de titel.
Dit jaar hoorden we zelfs klachten over te véél inhalen. Sommige races, zoals Turkije, werden onoverzichtelijk genoemd, doordat er bijna even veel pitstops werden gemaakt als tijdens de beruchte regenrace op Donington Park in 1993. Maar op Istanbul Park was het kurkdroog. Daar staat tegenover dat Pirelli achteraf erkende dat ze ernaast zaten. Kan gebeuren voor een bandenfabrikant met nog weinig ervaring. Intussen genoten we van races zoals de GP’s van China, Canada, Hongarije en zélfs Spanje, waar het altijd saai was.
Wat is mooier: 2010 of 2011?
Dus is de vraag na twee seizoenen vol van spanning, maar dan verschillende soorten spanning: wat hebben we liever? Een wereldkampioenschap dat spannend is omdat het in de laatste race pas wordt beslist? Of een titelrace die snel is beslist maar in de tussentijd volop spektakel op de baan oplevert? Ik ben benieuwd wat jullie vinden.
Intussen zeg ik alvast wat ik vind. Is 2010 of 2011 een mooier seizoen? Eerlijk antwoord: ik zou niet kunnen kiezen.
Oorspronkelijk geplaatst op Driving-fun.com.