En zo ben ik opeens wereldberoemd in Italië. Vanwege een foto die ik eind februari nam en op Instagram zette en die sindsdien viral is gegaan in Italië.
Gisteren kreeg ik namelijk post uit het zuiden van Italië met de volgende wonderlijke inhoud: “I am the editor in chief of Italian magazine Fame di Sud and I’m writing to let you know that in Italy one of your photos (Naples by night with Vesuvius in the background) is having great success on the Internet. Everyone is asking who is the author and if that is a real photo or just a montage (Italians do not know their own land!).” Daarna de vraag wie ik was en wat het verhaal achter de foto was.
Op mijn verbaasde reactie kreeg ik een regen aan linkjes terug met artikelen over het rumoer dat de foto in Italië had veroorzaakt. De mensen daar vroegen zich van alles af. Waar in Napels was die foto dan genomen? Was hij wel echt of toch een montage? En wie was toch de mysterieuze fotograaf?
Het begon allemaal op Napoli Fanpage, daarna pikten de social media het op, vervolgens publiceerden Vesuviolive, Napolitoday en Road TV Italia daar weer reacties op. Toen kwam de zoektocht naar de fotograaf echt op gang…
Enzo Garofalo, de hoofdredacteur van online-magazine Fame di Sud, won de race: hij wist mij als eerste te bereiken. Met nog altijd grote verwondering zette ik mij aan de antwoorden op zijn vragen, want zo’n succesvolle zoektocht moet worden beloond.
Ik vertelde hem dat ik in de laatste week van februari een weekje in Napels was, met mijn vrouw, mijn zoon en zijn vriendin. We verbleven in een huis in de Quartieri Spagnoli, de wijk die op de foto staat. Het huis was het beste te bereiken door vanaf de hoger gelegen Corso Vittorio Emanuele over de trappen van de Via Santa Maria Francesca de wijk in te duiken. Onze dagelijkse wandelingen – onder meer naar de Carrefour-supermarkt tegenover het kabelbaanstation, of naar het metrostation Toledo, waar we naartoe afdaalden via de Scala di San Pasquale – liepen keer op keer langs de plek van de foto: twee huizenrijen die pal op de Corso Vittorio Emanuele eindigen en tegelijk aan een straatje liggen waar je vanaf diezelfde Corso niet in kunt. De Quartieri Spagnoli liggen namelijk diep onder de Corso, hard heuvelaf. Alleen de zijgevels van de bovenste verdiepingen steken boven het straatniveau van de Corso uit.
De Spaanse wijk hoort bij het beroemde hart van Napels: smalle straatjes tegen de helling van de Montecalvario op, overal balkonnetjes met was die te drogen hangt, en een lichtelijk criminele sfeer die zich vooral ’s nachts laat gelden. Als je op zoek bent naar clichébeelden van Napels: hier moet je zijn.
Aan de plek waar ik stond om de foto te nemen – gewoon op de stoep van de Corso Vittorio Emanuele – loop je zo voorbij. De opening tussen beide huizenrijen is amper twee meter breed. Als je niet opzij kijkt, zie je het niet. Even verderop heb je nog zo’n duo van huizenblokken met daartussen een prachtig uitzicht op de Golf van Napels, maar daar zie je de Vesuvius niet precies in het midden. Ook al moet je er even op letten, het blijft een wonder dat deze plek onontdekt is gebleven, zo onontdekt dat zelfs vele Napolitanen niet weten dat hij bestaat. Je zou verwachten dat hier een kruis op de stoep staat geschilderd, zodat busladingen met Japanners precies weten waar ze het volmaakte reisgidsenplaatje kunnen schieten. Maar niets van dat al. Een week lang was ik met mijn gezin de enige die daar af en toe stilstond om een foto te nemen. Napolitanen wandelden haastig voorbij, een andere toerist heb ik er niet gezien, al kan dat liggen aan het feit dat het februari was.
Mij viel het uitzicht meteen op. Ik heb er diverse foto’s genomen: bij ochtendlicht, overdag, in het donker. Maar deze foto was de beste: genomen in het kleine uurtje tijdens de schemering dat onder fotografen bekendstaat als ‘blue hour’. Ik had geen statief bij de hand, dus ik nam de foto uit de hand, met ISO 3200 en een sluitertijd van 1/20. Ik moest de camera dus heel stil houden. Of hij echt scherp is, is maar de vraag.
Maar daar gaat ’t niet om. Het beeld staat ergens voor, iets dat heel veel heeft losgemaakt in Italië. Voor mijzelf sprong de foto er ook uit, vandaar dat ik hem op Instagram postte. De themapagina @foto_napoli verkoos ‘m tot foto van de dag – ruim 1100 likes – en daarna was blijkbaar het hek van de dam. Zonder dat ik ’t wist!
Toen mij eenmaal duidelijk was wat de foto in Italië teweeg had gebracht, vertelde ik ’t meteen aan de eigenares van het appartement waar we zaten. Haar reactie was prachtig: “INDEED! Congratulations! I read those articles and saw your picture as did millions of people! I recognized of course it was close to my apartment but I couldn’t imagine it was you! Thanks again for the brilliant commercial you made for Naples!”
Waarom ‘miljoenen mensen’ zich tot de foto aangetrokken voelden, weet ik nog steeds niet met zekerheid. Ik weet wel waarom de foto voor mijzelf bijzonder is: hij haalt de innerlijke schoonheid van Napels naar de oppervlakte. Die oppervlakte is namelijk vies, vuil en afgeragd. Vroeger kwam je naar Napels om dit uitzicht te zien en dan te sterven, nu sterft het er vooral van de troep. Overal zwerfvuil, alsof de staking van de vuilnisophaaldienst nog steeds aan de gang is. Afbladderende gevels onder de graffiti, zelfs bij de monumentaalste gebouwen in de stad. En tot ver buiten de stadsgrenzen kuilen in het wegdek waar een Vespa in kan verdwijnen. Het contrast met Noord-Italië kan niet groter zijn. Je geeft de noorderlingen bijna gelijk als ze zeggen dat Afrika vlak onder Rome begint.
Als je daarover spreekt met Napolitanen, zeggen ze dat het in Napels gaat om ‘cuore’, om het hart, om de binnenkant. En inderdaad, in Napels heb ik de mooiste interieurs ter wereld gezien. Ons eigen vakantiehuis was van hetzelfde laken een pak: bouwval van buiten, prachtig van binnen.
Niets ten nadele van Napels en hun bewoners, maar die redenering vind ik flauwekul. Het is een zwaktebod, een slap excuus voor achteloosheid en luiheid. Dat lijken de Napolitanen zich nu eindelijk te realiseren. Je arriveert al op een gloednieuwe luchthaven, nu de rest nog. De belangrijkste gebouwen in de stad staan allemaal in de steigers. Er wordt dus aan gewerkt.
Mijn hoop is dat mijn foto – de foto van een toerist, met het dwingende oog van de buitenstaander – Napolitanen zal inspireren om hun stad op te ruimen en op te knappen. Want op een mooie foto, van grote afstand genomen, zie je de zooi niet. Dat geldt voor de Spaanse wijk, maar ook voor de Vesuvius: dat is tegenwoordig één grote illegale vuilnisbelt. Nu moet Napels nog zover zien te komen dat je ook van dichtbij geen zooi ziet. Ik ben heel benieuwd hoe Napels er over tien jaar uitziet.
Dat is wat ik vertelde aan de hoofdredacteur van Fame di Sud. En Italianen kunnen dit nu ook lezen. Het mysterie was onthuld, Italianen zochten nu zelf de plek op om hun versie van de foto te maken!
Toch bleek nog niet alles onthuld. Want andere Zuid-Italiaanse media hadden de scoop van Fame Di Sud nog niet in de gaten. Enkele dagen later verscheen er een artikel op Napoliclick. Daarin vertelde de redactrice dat ze met alle beschikbare middelen had gezocht naar de fotograaf. Ze vond de foto op Instagram (maar op het account van een Italiaanse die mijn foto had geliked en vervolgens heeft gestolen) en op Flickr, op het account van ene mdiepraam, van wie ze het terechte vermoeden uitsprak dat die met zijn Panasonic tijdens een vakantie in februari de foto moet hebben genomen.
Het artikel van deze Raffaela R. Ferré trof me recht in het hart. Want zonder mijn uitleg op Fame Di Sud te hebben gelezen, verwoordde ze precies mijn eigen gevoelens bij de foto. En op beeldende en ontroerende wijze. Ze opent haar verhaal met een verwijzing naar Anna Maria Ortese, de schrijfster van de mooie maar trieste roman Il mare non bagna Napoli (‘De zee doet Napels niet in bad’), en stelt de vraag: wat zou Ortese hebben gedacht (en geschreven) over deze foto, waarop het water van de zee de steegjes van het oude Napels wel degelijk lijkt te wassen?
Het is ons helaas niet gegeven, vervolgt Raffaela, om te weten wat de kleine Eugenia (het hoofdpersonage uit de roman) moet hebben gedacht toen ze met haar nieuwe bril de zee overzag, haar rug naar de krottenwijk gekeerd. Zou ze iets van verwondering en hoop hebben gevoeld, ondanks de ellende en het vuil in de straat die tegen de achter haar liggende heuvel opklom? We willen dolgraag denken van wel, zegt Raffaela over zichzelf en haar stadsgenoten. We zouden graag willen dat ons precies hetzelfde overkomt, dat we paf staan, verrast worden, dat we ons blijven afvragen wat er met deze stad mogelijk is, een stad die nog altijd in staat is om ons te betoveren, ook al is dat vooral op grond van een belofte.
Dat de kans op een betere wereld toch bestaat, betoogt Raffaela, hebben we te danken aan een fotograaf wiens naam nog steeds niet helemaal zeker is – waarna ze de uitleg over haar zoektocht begint. Want dankzij dit kiekje en zijn ‘vader’ (of ‘moeder’, voegt ze toe, want ze weet nog niet dat ‘mdiepraam’ een man is) weten we dat de zee wel degelijk Napels en haar oude wijken in bad doet. Niet alleen vanaf San Martino (de rotspunt die nog een stuk hoger op de Vomero-heuvel ligt, waar de rijken van Napels van wonen en waar de mooiste abdij van de stad staat) heb je een prachtig uitzicht op de Golf van Napels. Het zeebriesje waait ook door het steegjeslabirint, langs de was die buiten hangt, langs de antennes die eruitzien als tandenstokers. Ook daar worden we getrakteerd op een wonderschoon panorama dat ons de hoop geeft dat het héél, héél misschien anders kan zijn. Een uitzicht dat onderstreept dat élk deel van de stad recht heeft op schoonheid en een vrije horizon.
Wie had dat ooit gedacht: mijn foto als inzet van een sociaal statement. Ik zag het als bezoeker dus niet verkeerd door te stellen dat de Napolitanen de handen uit de mouwen moeten steken. Ook zelf beseffen ze dat het beter moet, dat er werk aan de winkel is. Het is voorwaar een eer dat ik met mijn toeristenkiekje die discussie op gang heb geholpen, maar het geeft ook te denken dat ze er eerst de blik van een vreemdeling voor nodig hebben.